Renovatieplicht niet-residentiële gebouwen
Als nieuwe eigenaar van een niet-residentieel gebouw – zoals een bedrijfsruimte, kantoorgebouw en handelspand – dat niet voldoet aan de energetische minimumeisen, zit je vast aan een renovatieplicht binnen vijf jaar. Concreet gaat de renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen om vier maatregelen:
• dakisolatie plaatsen met een maximale U-waarde van 0,24 W/ m²K
• hoogrendementsglas voorzien met een maximale U-waarde van 1 W/m²K • verwarmingstoestellen vervangen die ouder zijn dan 15 jaar en niet voldoen aan de minimale installatie-eisen voor renovatie, bovendien mag je geen nieuwe stookolieketel installeren als er in de straat een aardgasnet is
• koelinstallaties vernieuwen die ouder zijn dan 15 jaar en gebruikmaken van koelmiddelen op basis van ozonlaagafbrekende stoffen.
Koop je een niet-residentiële eenheid die deel uitmaakt van een groter gebouw waarbij niet alle eenheden worden overgedragen? Dan geldt de renovatieplicht enkel voor dit afzonderlijk gedeelte. Dus als je bijvoorbeeld op het gelijkvloers een handelspand aankoopt, moet je het gemeenschappelijke dak van het gebouw niet isoleren.
Extra’s en uitzonderingen bij een renovatieplicht
Bij de overdracht van een volledig niet-residentieel pand zijn er nog bijkomende renovatieverplichtingen van toepassing. Gebouwen groter dan 500 vierkante meter dienen vanaf 2023 over een minimaal aandeel hernieuwbare energie van 5 procent te beschikken. Kleinere niet-residentiële gebouwen moeten vandaag minstens een EPC-label C behalen. De strenge renovatieplicht voorziet ook in enkele uitzonderingen. Niet-residentiële gebouwen die binnen de vijf jaar na de verkoop worden gesloopt, zijn volledig vrijgesteld van de renovatieverplichting. Erfgoed en monumenten genieten een gedeeltelijke vrijstelling van de renovatieplicht.
Ook voor energieverslindende woningen en appartementen is de renovatieplicht op komst. Vanaf 2023 moet je ze als nieuwe eigenaar binnen de vijf jaar verbouwen tot energiezuinige panden met een EPC-label D of beter.
Renovatieplicht voor niet-residentiele gebouwen versus renovatieplicht voor residentiele gebouwen: wat met een verhuurde eenheden?
Renovatieplicht residentiële gebouwen
Stel je koopt een verhuurd pand aan en je valt onder de nieuwe energieverplichting, heb je van een renovatieverplichting voor residentiële gebouwen? Specifiek roept dergelijke situatie uiteraard vragen op in het kader van de nieuwe en toekomstige renovatieplicht bij residentiële gebouwen. Aan dergelijke verplichting kan mogelijks niet worden voldaan zonder dat de verhuurder de mogelijkheid heeft de lopende huur op te zeggen. Zware renovatiewerken kunnen het verderzetten van de huur immers onmogelijk maken.
‘Als eigenaar-verhuurder bevind je je in een impasse.’ – Michèle Vertenten – Legal
Indien je een pand aankoopt hetwelk enkel verhuurde residentiele eenheden betreft, is één en ander nog relatief eenvoudig. Immers kan de eigenaar/verhuurder in kader van de woninghuurregels, de huur opzeggen wegens grondige renovatiewerken. Dit uiteraard onder bepaalde voorwaarden, zo moet de kost van de werkzaamheden meer bedragen dan drie jaar huur. Bijvoorbeeld: u verhuurt in een gebouw vijf appartementen aan een maandelijkse huurprijs van €800,00 euro per maand. Dan zullen de renovatiewerken meer dan €144.000,00 euro dienen te bedragen indien u alle huurovereenkomsten zou wensen op te zeggen om het hele gebouw te gaan renoveren. Indien u grondig energetisch wenst te renoveren (dak vervangen, nieuwe ramen, isoleren, enz.) dan zal u mogelijks deze waarde wel bereiken.
Moeilijker wordt het echter wanneer een gebouw uit meerdere verdiepingen bestaat, die telkens een andere inrichting hebben. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de eerste verdieping van een gebouw een appartement uitmaakt, en op het gelijkvloers een handelspand wordt ingericht. Dergelijke situatie vraagt enige aandacht en voorzichtigheid, aangezien er andere regels gelden voor een appartement dan voor een handelspand. Immers en zoals voormeld kan de verhuurder voor de opzeg van de lopende (woning)huur van het appartement beroep doen op het Woninghuurdecreet. Artikel 3, §3 stelt dat – mits aan enkele voorwaarden is voldaan – de verhuurder bij het verstrijken van de eerste en de tweede driejarige periode de huurovereenkomst kan beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden indien hij voornemens is het onroerend goed of een gedeelte ervan weder op te bouwen, te verbouwen of te renoveren.
Bekijk ons ruim koopaanbod