Een huurwaarborg vormt een financiële garantie voor de nakoming van de verplichtingen van een huurder ten aanzien van een verhuurder. Dit bedrag wordt “geblokkeerd” tot de huurovereenkomst een einde neemt en deze gelden opnieuw worden vrijgegeven. De huurder kan het geld niet gebruiken voor andere zaken, maar ook de verhuurder heeft hier geen toegang toe.
Het is niet verplicht om als verhuurder een huurwaarborg te vragen, maar in de meeste huurcontracten wordt wel overeengekomen dat de huurder aan het begin van de huur een waarborg voorziet. Op die manier beschikt de verhuurder toch over enkele garanties voor het geval de huurder zijn verplichtingen niet zou nakomen. Als op het einde van de huurovereenkomst bijvoorbeeld blijkt dat de huurder de woning beschadigd heeft, kan de verhuurder het bedrag van de huurwaarborg aanwenden voor de herstelling van deze schade.
Let op: een verhuurder mag de huurwaarborg niet zomaar gebruiken om achterstallige huurgelden te compenseren. Langs de andere kant kan dit toch enige financiële zekerheid bieden. In de praktijk zal de vrederechter bijvoorbeeld wel kunnen beslissen om de huurwaarborg aan te wenden voor achterstallige huurgelden.
Wie als verhuurder een huurwaarborg vraagt, zal wel steeds de regelgeving hieromtrent moeten respecteren. Om te weten welke regelgeving van toepassing is, moet je kijken naar het huurregime: woninghuur, handelshuur en gemene huur. Voor elk van deze huurregimes gelden immers andere regels.
1. Woninghuur
Onder woninghuur verstaan we iedere huur van een woning die de huurder als zijn hoofdverblijfplaats gebruikt. De huur van een vakantieverblijf aan zee valt bijvoorbeeld niet onder het toepassingsgebied.
De wetgeving over woninghuur kan je terugvinden in het Vlaams Woninghuurdecreet. Dit decreet regelt nauwgezet alles wat te maken heeft met de woninghuurovereenkomst, waaronder dus ook de huurwaarborg. Vraag je een huurwaarborg? Dan moet je deze regels respecteren. Het Woninghuurdecreet is namelijk van dwingend recht waardoor je hier niet contractueel van kan afwijken.
Eén van de belangrijkste principes is dat de huurwaarborg maximaal drie maanden huur mag bedragen. Het gaat om de zuivere netto huurprijs zonder maandelijkse kosten of andere lasten.
Daarnaast specifieert het decreet welke vorm deze huurwaarborg mag aannemen. De huurder heeft de keuze tussen:
(1) Een geïndividualiseerde of geblokkeerde rekening bij een financiële instelling op naam van de huurder;
(2) een zakelijke zekerheidstelling bij een financiële instelling op naam van de huurder, bv. een kapitalisatiebon of een obligatie;
(3) een bankwaarborg van een OCMW.
Indien de verhuurder hiermee uitdrukkelijk akkoord gaat, is een vierde optie de waarborg via persoonlijke borgstelling ook mogelijk. Een derde partij zal dan instaan voor de betaling van de schade die door de huurder werd veroorzaakt, tevens beperkt tot drie maanden huur.
Als huurder moet je een keuze maken. Een combinatie van verschillende huurwaarborgvormen is niet toegelaten.
De huurwaarborg kan enkel worden vrijgegeven mits akkoord van zowel huurder als verhuurder bij het einde van de huurovereenkomst. Indien er discussie bestaat tussen beide partijen kan ook de vrederechter een beslissing nemen omtrent de huurwaarborg en deze bijvoorbeeld vrijgeven in het voordeel van een van de partijen.
2. Handelshuur en gemene huur
In tegenstelling tot woninghuur, is de huurwaarborg bij handelshuur en gemene huur niet wettelijk geregeld. Partijen kunnen bijgevolg vrij bepalen of er een huurwaarborg wordt betaald, hoeveel de waarborg bedraagt en in welke vorm de waarborg voorzien wordt. In principe zou de huurwaarborg dus ook rechtstreeks aan de verhuurder gestort kunnen worden, hoewel dit niet altijd de meest veilige keuze is. Je hebt als huurder immers geen zicht op wat er met de gelden gebeurt.